Veteranen verhalen
uit de NW-Veluwe
Welkom Veteranen op alfabetische volgorde Veteranen op woonplaats Afghanistan Albanië Bosnië Indonesië Korea Kroatië Libanon Macedonië Nieuw-Guinea

Klik op een foto voor een uitvergroting

▲▲▲▲

Welkom Veteranen op alfabetische volgorde Veteranen op woonplaats Afghanistan Albanië Bosnië Indonesië Korea Kroatië Libanon Macedonië Nieuw-Guinea
HERMAN TOMBAL (1929-2012), INDIË, KOREA, NIEUW-GUINEA, ZUID-LIBANON

Waar in de wereld ook door het Nederlandse leger is gevochten, Herman Tombal liet er zijn voetsporen achter. Hij kijkt terug op een turbulent leven. Herman werd geboren in Malang, op het Indonesische eiland Java. Zijn Nederlandse vader was beroepsmilitair bij het KNIL, zijn moeder was Indisch. Toen Indonesië in 1945 door de Engelsen was bevrijd van de Japanners stond de zestienjarige er alleen voor en zag maar één toekomst, beroepssoldaat worden. In de nadagen van het Nederlands-Indische leger vocht hij bij het KNIL en kwam in actie bij de verschillende politionele acties. Als Indische jongen kende hij het land, de cultuur en de tegenstander als geen ander. De strijd om Nederlands-Indië was een verloren strijd en eind 1949 ging Herman naar Nederland, zijn verre vaderland, waar hij nog nooit geweest was. Maar hij was staatsburger met een Nederlands paspoort.

Dat viel niet mee in die periode weet Herman zich te herinneren. ‘Ik viel in een enorm gat. Wat moet ik hier, was zijn overheersende gedachte. Het KNIL werd opgeheven en bood geen toekomst, dus Herman zocht zijn heil bij het Korps Mariniers. Ook volgde hij de commando-opleiding in Roosendaal en onderging de zware training. Het was enorm afzien en van de klas van 40 aspirant-commando´s haalde maar de helft de eindstreep en de geliefde groene baret. Om zijn opleiding compleet te maken volgde Tombal de paraopleiding en maakte diverse parachutesprongen, ook ’s nachts.

Hoe raar het ook mag klinken, het internationale conflict tussen Noord- en Zuid Korea, dat in 1950 uitbrak, was voor Herman Tombal een uitkomst van zijn probleem. Onder leiding van de Verenigde Naties gingen niet alleen Amerikaanse, maar ook Europese troepen naar de brandhaard en Tombal diende bij de 2de Amerikaanse Indiadivisie. Het was een bloedige, felle oorlog, weet Herman Tombal, waarin ik werkelijk de angst heb leren kennen. De communistische tegenstanders, Noord-Koreanen en Chinezen waren niets ontziend en keken niet op een mensenleven. Er waren zelfs speciale vrouwendivisies aan de frontlijn en er heerste onder de geallieerden een grote angst om krijgsgevangen te worden gemaakt. ‘Dutchies go home,’ riepen ze de Nederlanders van een afstand toe, ‘want ze wisten precies waar we vandaan kwamen’. De geallieerde eenheden werden dan ook met regelmaat overgeplaatst naar een ander gebied, om herkenning door de vijand te voorkomen. Tombal raakte door een schotwond buiten gevecht en mocht om te herstellen terug naar Nederland.

Eenmaal hersteld keerde hij weer terug naar Korea, waar het conflict in 1954 in een wapenstilstand eindigde. De vrede is tot op heden nooit getekend. Bijna 4.000 Nederlandse landmachtsoldaten werden in het conflict ingezet, waarvan er, 123 sneuvelden.

Terug in Nederland maakte Herman Tombal zich verdienstelijk bij verschillende landmachtonderdelen en in verschillende functies. De aanpassing aan de Nederlandse cultuur ging niet altijd even gemakkelijk. Men was niet gewend aan bruine Nederlanders. Ook in het Veluwse Oldebroek was de Rooms Katholieke militair een bijzondere verschijning. Maar Herman was honkvast, dus men kreeg alle gelegenheid om aan hem te wennen. Naast zijn werkzaamheden als militair maakte hij zich in zijn vrije tijd verdienstelijk als rijinstructeur en als examinator bij het C.B.R. (Centraal Bureau Rijvaardigheid).

Naar Indonesië keerde hij nooit meer terug, zelfs niet voor vakantie. In de jaren tachtig werd Tombal nogmaals uitgezonden, dit keer met het Unifil bataljon naar Libanon. ‘Je was er vader, moeder en raadsheer tegelijk’, zegt Herman, die daar de koosnaam ‘Oom Tom’ kreeg toebedeeld. ‘De Nederlandse militairen zijn niet altijd even goed toegerust voor een guerrillaoorlog zoals die vaak gevoerd wordt,’ zegt Tombal, die zich daar ook nu nog zorgen over maakt.

In 1985 zwaaide Herman Tombal af als kapitein, zwaar gedecoreerd en met baretten en emblemen van elk legeronderdeel van enige importantie. ‘Als het zou kunnen, zou ik zelfs nu nog afreizen naar Afghanistan.’ Herman Tombal heeft het kunnen doen, omdat hij zich altijd gesteund wist door zijn echtgenote, met wie hij inmiddels langer dan vijftig jaar getrouwd is. ‘Ze wist waar ze aan begon en ze heeft me altijd gesteund. Ook heeft Tombal zichzelf een strenge levenswijze opgelegd met daarin weinig plaats voor luxe en overdaad. ‘Ondanks zijn zachtaardige uitstraling is Herman Tombal een soldaat tot in de kern van zijn wezen, gedisciplineerd en hard als dat moet.

Na zijn pensionering werkt hij als vrijwilliger in de Rooms Katholieke parochie in ’t Harde en Harderwijk en maakt hij zich op dit vlak verdienstelijk. Met de Veteranendag haalt hij zijn medailles tevoorschijn en ontmoet hij vele vrienden en bekenden. Een vechter, in hart en nieren.