Veteranen verhalen
uit de NW-Veluwe
Welkom Veteranen op alfabetische volgorde Veteranen op woonplaats Afghanistan Albanië Bosnië Indonesië Korea Kroatië Libanon Macedonië Nieuw-Guinea

Klik op een foto voor een uitvergroting

▲▲▲▲

Welkom Veteranen op alfabetische volgorde Veteranen op woonplaats Afghanistan Albanië Bosnië Indonesië Korea Kroatië Libanon Macedonië Nieuw-Guinea
JOHAN BOER (1928-2019)

Voor Johannes Gerard Boer uit Wezep was uitzending naar Indië in 1949 de vervulling van een stille wens. ‘Als ik dan toch in dienst moet, hoop ik maar dat ik naar Indië mag, dan zie ik ook nog wat van de wereld’. En Johan mocht in dienst.

In 1948 moest hij als dienstplichtige opkomen in Utrecht en volgde daar, naast de basisopleiding, de RIMI (Reparatie Inrichting Militaire Inspectie) door de soldaten ook wel spottend Roest Is Mijn Ideaal, genoemd. Als monteur voelde hij zich als een vis in het water en na zijn opleiding werd hij ingedeeld bij het 42ste compagnie AAT in Grave. In januari 1949 begon de reis met De Grote Beer naar Indië, waar hij in februari 1949 arriveerde. Na aankomst in Batavia gingen de manschappen naar Soerabaja, de standplaats van de compagnie.

‘Als je zo jong bent, zie je vooral het avontuur en denk je niet aan de gevaren’, zegt Johan Boer, nu een kleine zestig jaar later in zijn huis in Elburg. ‘Achteraf gezien heb ik er een mooie tijd gehad. Wij, als monteurs zaten natuurlijk niet aan de frontlinie, maar altijd een beetje achteraf. Dat was ook niet altijd zonder gevaar, maar wel beter beschermd dan de jongens die patrouille liepen in de rimboe. We werden toch met de dood geconfronteerd.

Ons peloton deed vaak dienst als erewacht bij begrafenissen op Kembang Kuning, de militaire begraafplaats bij Soerabaja, dus we zagen wel hoeveel jongens er sneuvelden. De begrafenis was, in verband met de hoge temperatuur, altijd direct de volgende dag’.
Het peloton van Boer deed ook bewakingsdiensten bij de gevangenis en interneringskampen, maar de primaire taak was de reparatie en onderhoud van vrachtwagens en jeeps. ‘We werkten over het algemeen met nieuw materiaal, uit Australië afkomstige Ford Herringtons en Chevrolets, maar de wagens hadden op de slechte wegen veel te lijden.’ Na even zoeken haalt Boer de zakagenda´s te voorschijn, die hij uit die periode bewaard heeft. Elke dag maakte hij aantekeningen over kleine bijzonderheden die hij meemaakte. Achteraf gezien is het voor mij een prachtige periode geweest en het is zeker van invloed geweest op mijn verdere leven’. De kleinoden uit Nederlands-Indië in de woonkamer getuigen daar nog van, een asbak, gemaakt van een mortiergranaat, en een aantal hout gesneden beelden uit Bali.

‘Je leert enorm op elkaar te vertrouwen’, zegt Johan Boer. ‘Je bent voortdurend op elkaar aangewezen en je kunt elkaar niet laten vallen. Ook het accepteren van leiding is een van de dingen die hij uit zijn diensttijd heeft overgehouden. Onze commandant was streng maar ook heel duidelijk in wat hij wilde, daar moest je niet de spot mee drijven, want dan had je een hele slechte aan hem’. ‘Het heeft er ook mee te maken dat we zonder noemenswaardige verliezen zijn thuisgekomen, op één soldaat na, die door een van de koelies met zijn eigen bren werd doodgeschoten. Natuurlijk zijn we ook wel bang geweest. Toen we half september 1949 naar huis moesten, was de macht feitelijk al overgedragen aan de T.N.I, het reguliere leger van Soekarno. Wij hadden onze wapens al ingeleverd en moesten met de trein dwars door Java van Soerabaja naar Batavia, dat was een spannende ervaring. In de laatste periode van onze aanwezigheid zat midden tussen de kampementen van de Nederlandse Landmacht en Marine een post van de T.N.I.

Als er iemand begon te schieten, raakte iedereen in paniek en hoorde je overal geweervuur. In mijn diensttijd heb ik ook nog een periode voor het KNIL gewerkt en ik had daardoor goede contacten op Java. We kenden een Nederlands gezin in Malang en gingen daar vaak ´s avonds koffie drinken of eten. Je maakte dan kennis met de vooroorlogse cultuur en kon je een beeld vormen van hoe het voor de oorlog geweest moet zijn’. ‘Maar ook buiten de stad was het een prachtig land. De natuur is overweldigend. Tijdens ons verlof gingen we soms naar Tretes, een bergdorp met veel ontspanningsfaciliteiten’. Indië mag dan lang geleden zijn, bij Johan Boer zit het nog helemaal in zijn hoofd.

‘Hij had het er altijd maar over’, zegt zijn vrouw, ‘dus zijn we er in 1975 nog een keer op vakantie geweest’. ‘Het was een reis voor ex-militairen’, zegt Johan en ‘het was geweldig om er weer terug te zijn. De mensen waren er nog net zo vriendelijk als vroeger en we hebben geen verkeerd woord van ze gehoord. Wel viel het me op dat er nog net zoveel armoede was als vroeger. Waar de mensen vroeger langs de kant van de weg lagen te hongeren was dat in 1975 nog net zo. Uiteraard is Indonesië er economisch flink op vooruit gegaan, maar dat geldt zeker niet voor iedereen’.

Johan Boer kon na repatriëring de draad eenvoudig weer oppakken. ‘Ik kon, na drie weken vakantie, weer bij mijn oude baas aan het werk en had inmiddels veel ervaring opgedaan in het werken met vrachtwagens, dat kwam hier in Wezep en ´t Harde, met de grote legerplaatsen goed van pas. Mijn dienstijd was dus een mooie tijd’ besluit Johan Boer. ‘Ik heb veel gezien, geleerd en meegemaakt en er veel mooie herinneringen aan over gehouden. Met de reünies en rond Veteranendag denken we daar natuurlijk graag nog eens aan terug en verder lees ik er nog veel over. Ik krijg er niet gauw genoeg van’.


Overlijdensbericht Johan Boer   09-10-2019