Klik op een foto voor een uitvergroting
In dienst
Precies op mijn 21ste verjaardag, 7 april 1947 worden we in Amsterdam ingescheept op de “Nieuw-
aanvullingstroepen verlegen, dus we vertrekken weer. Als toetje van de reis krijgen we in de Straat van Malakka nog een fikse storm voor de kiezen. Eindelijk is daar ons einddoel, Java.
Naar Soerabaja
De 2e politionele actie
Langzaam dringt het tot ons door. “We zitten midden in een guerrillaoorlog”. Wij krijgen opdracht om met de gevechtseenheid verder te trekken en dan blijkt dat het op onze marsroute één grote chaos is, de weg is letterlijk bezaaid met valstrikken en barricades. Wanneer we even later door een kampong rijden is het raak, we worden beschoten door sluipschutters. We zoeken dekking in een kampong hut tot de verkenners het zaakje hebben geklaard. Na een dag van zwoegen zijn we eindelijk in Blietar beland. De volgende dag trekken we verder met de gevechtseenheid en het beeld onderweg is het zelfde als gisteren. En dan komt de regen, het valt bij bakken vol uit de lucht. Je ziet geen hand voor ogen, laat staan de vijand en zijn valkuilen. We staan achter de Bren op de open laadbak van de truck terwijl de natte moesson in alle hevigheid op ons neerstort. Ik roep tegen mijn maat: “Dit is toch niet normaal meer, het water loopt me de kont uit”. Ondanks alle ellende lacht hij een daverende lach terwijl de tranen hem over de wangen stromen; zijn het wel lachtranen? Het is alweer nacht als we na veel afzien daar dan eindelijk arriveren en als mijn maat van de truck springt, zakt hij van vermoeidheid in elkaar. Met veel moeite krijgen we hem weer op de been en hij vervolgt als een dronken kerel zijn weg. We zijn allemaal afgepeigerd en de kleren plakken ons om het lijf. We verrekken van de honger, sinds ons vertrek uit Soerabaja hebben we geen warm eten meer gehad. Gelukkig is ons die avond een warme maaltijd voor geschoteld en na wat nachtrust waren we weer tot enige actie in staat, met name voor onze maten het afleveren van de kerstpakketten van thuis.
Maar we hebben weinig tijd om over onze ellende door te zeuren, er wacht ons deze dag een belangrijke en lang niet ongevaarlijke opdracht. We gaan gewonden vervoeren. Het Rode Kruis op onze ambulance wagen mag dan formeel het recht verlenen op vrije en onbelemmerde doorgang, de ploppers trekken zich meestal weinig aan van formele regels en schieten op alles wat Hollands is. Daarom nemen we buiten onze persoonlijke wapens ook nog een bren en een stengun mee. Maar de reis verloopt gelukkig, ook voor onze twee gewonden, bijzonder voorspoedig en rustig. We arriveren zonder een schrammetje in het hospitaal in Malang. Hoe kort is het geleden dat ik hier rustig als tandartsassistent in een mooi buitenhuis woonde? Het lijkt wel een eeuw!
Op zaal wordt gevloekt, gehuild en gescholden van de pijn of van verdriet om verloren lichaamsdelen. ’s Nachts roepen sommigen in hevige koortsaanvallen om moeder of geliefde. De buikgewonden hebben meestal de ergste pijn. Ook zelf voelen de gewonden dat hun toestand kritiek is en een van hen zegt tegen mij:" In mijn portefeuille zit een adressenlijstje. Als ik het niet haal, wil jij dan als je weer terug in Holland bent de groeten aan mijn moeder en verloofde overbrengen." Ik beloof het met een brok in de keel en vlucht de grote zaal op. Mijn gemoeds-
Voor hij met razende spoed naar binnen wordt gebracht knip ik, ingevolge de orders, het registratieplaatje van zijn pols om zijn binnenkomst te registreren. Het zit onder het bloed, ik boen het schoon en lees: korporaal KK. Ik hoor hem weer zeggen; “Ik ben ze veel te snel en te slim af”. Het suist in mijn oren en ik denk: “Heel vaak wel, beste KK, maar deze keer toch niet”. Korte tijd later volgt het bericht dat hij is overleden. Voor de tegenstander was hij een schoft, maar ons heeft hij door zijn hardheid heel vaak voor het ergste behoed. Iedereen is kapot van het gebeuren, hoe lang kun je het in deze ellende volhouden zonder met molentjes te gaan lopen? Er zijn al een paar jongens afgevoerd naar Holland, die begonnen vreemd te doen. Een van hen beet ratten de kop af en zei dan: “Het zijn allemaal ploppers”. Tropenkolder schreef de dokter op zijn staat van dienst en ook hij mocht naar huis. Morgen gaan we KK begraven op de hervormde begraafplaats van Kediri. Hij komt daar bij zijn maten te liggen die hem voorgingen en wiens dood hem destijds vermoedelijk in een killer heeft veranderd.
De overdracht
Op zijn bureau deelt majoor Bakker mij mee dat ik de volgende dag naar Soerabaja dien te vertrekken om daar te wachten op inscheping. Ik mag eerder weg dan de anderen van de 4HUPVA, want ik ben destijds een halfjaar eerder in de Oost aangekomen. Aan de ene kant is er de spijt dat ik afscheid moet nemen van de vele maten waar ik bevriend mee ben geraakt, aan de andere kant ben ik blij want nu kan het toch niet lang meer duren voor ik op de boot naar Holland stap. In Soerabaja kom ik in het zelfde kamp terecht waar ik lang geleden mijn loopbaan in de Oost begon. Ik begin nu erg naar mijn eigen Vaderland te verlangen.