Veteranen verhalen
uit de NW-Veluwe
Welkom Veteranen op alfabetische volgorde Veteranen op woonplaats Afghanistan Albanië Bosnië Indonesië Korea Kroatië Libanon Macedonië Nieuw-Guinea

Klik op een foto voor een uitvergroting

▲▲▲▲

Welkom Veteranen op alfabetische volgorde Veteranen op woonplaats Afghanistan Albanië Bosnië Indonesië Korea Kroatië Libanon Macedonië Nieuw-Guinea
TON VAN DIJK (1939)

Majoor Van Dijk was als hoofd operaties van het VN bataljon vanaf het begin verantwoordelijk voor de uitzending van het 44ste pantserinfanterie bataljon uit Zuidlaren. ‘We waren er absoluut niet op voorbereid,’ zegt van Dijk, ‘maar toen in januari 1979 bekend werd dat we werden uitgezonden was het ‘alle hens aan dek’. Zo groot was de motivatie dat toen er in februari 1979 er zware sneeuwstormen over het land woedde de tocht vanuit Harderwijk naar Zuidlaren toch werd ondernomen. Een drietal officieren, de schep in de kofferbak, vertrok om 6 uur ’s morgens, om rond 13.00 uur in Zuidlaren te arriveren. Daar kon men niet anders dan constateren dat de overige manschappen er vanwege het slechte weer nog niet waren.

Met veel inspanningen werd een opleiding in elkaar gedraaid en begin februari vertrok Van Dijk met een aantal kwartiermakers naar Libanon, waar ze werden opgevangen door de Fransen die ze moesten aflossen. ‘Achteraf bekeken kan ik alleen maar constateren dat we met onze missie in Libanon veel geluk hebben gehad. Als de omstandigheden minder gunstig waren geweest waren er veel meer doden gevallen’. Van Dijk noemt een voorbeeld. ‘Toen voor de eerste keer het vuur op onze eenheid werd geopend, zag ik alle mannen wegvluchten. Mooi, dacht ik, die weten wat ze moeten doen, dekking zoeken. Maar even later kwamen ze weer terug, ditmaal met hun camera’s om foto’s te maken van de inslagen. Het getuigt van een zekere naïviteit dat we ons, zeker in het begin, niet bewust waren van de gevaren die we liepen. Een poosje later kwam een granaat neer in de nabijheid van het verblijf van de onderofficieren. Die stonden net met een hele club voor hun verblijf te praten en te roken. Als de granaat tien meter lager was gevallen waren er veel dodelijke slachtoffers te betreuren geweest’.

                   

Het hoofd operaties was verantwoordelijk voor het oplossen van alle problemen en Van Dijk maakte dan ook overuren. ‘Ik werkte die eerste periode bijna twintig uur per dag, want alles was onbekend en alles moesten we zelf uitvinden. De eerste periode was het weer in Libanon enorm slecht en we dreven op onze veldbedden bijna de tenten uit. Ter voorbereiding op ons verblijf in Libanon had ik overigens een plan gemaakt dat in de praktijk goed bleek te werken, maar je wilt weten hoe het terrein eruit ziet, wat de gevaren zijn en waarmee je rekening moet houden. Iedereen werkte er keihard en vooral een eenheid van de Genie bij ons bataljon maakte veel overuren. Ze begonnen met het bouwen van toiletten, daarna bouwden ze een aantal checkpoints en vervolgens prefab-barakken. Ze werkten zolang het licht was en hadden geen rust totdat hun werk af was.

Er waren legio gevaren in Libanon. Het terrein was onherbergzaam, de militaire partners niet altijd even betrouwbaar en de vijand kon van alle kanten komen. We zaten er middenin en werden van alle kanten belaagd. Zowel de Palestijnen als de Milities van Majoor Hadad waren wispelturig en we konden weinig tegen ze doen. Iedereen liep rond met Kalasjnikovs en ze wilden ze graag gebruiken. Ons mandaat beperkte onze mogelijkheden, hoewel we ons daar niet altijd evenveel van aantrokken. Als er werd gevuurd, vuurden we terug en dat dwong wel respect af. In het begin werden we zeker uitgeprobeerd door onze tegenstanders.

     

Van Dijk schudt de ene na de andere anekdote na uit zijn mouw. ‘Ooit was ik met een jeep op patrouille toen we ineens vanaf een heuvel onder vuur werden genomen. De kogels sloegen vlak naast ons in. Een Palestijn nam ons mee naar een plek vanwaar geschoten was en ik vroeg daar wie het vuur had geopend. ‘Ik’, riep een oude baas trots. ‘Je bent een sukkel, je kunt niet eens raak schieten’, zei ik. Dikke lol allemaal, maar voor hetzelfde geld was het minder goed afgelopen. Een wachtpost van een aantal manschappen werd op een gegeven moment doorzeefd met kogels. Iedereen was net even weg, omdat een van de onderofficieren jarig was, ook weer zo’n moment waarop we enorm veel geluk hebben gehad.

Toen we een andere keer onder vuur werden genomen, gaven we opdracht met mortieren terug te schieten. Op het moment dat we de mortieren al in de pijp hadden, stopte de beschieting. Het bleek dat Israëlische soldaten meeluisterden met het radioverkeer en de milities de opdracht gaven onmiddellijk te stoppen met de beschietingen. Die christelijke milities werkten in opdracht van het Israëlische leger. Naast het oplossen van tactische- en operationele problemen was het vooral ook onderhandelen en bluffen.

‘Het was aanvankelijk de bedoeling dat we er één jaar zouden blijven maar dat werd al snel teruggebracht naar een periode van zes maanden. Dat was voor de meesten ook lang genoeg, vooral omdat er ook veel dienstplichtigen bij ons waren en er wel sprake was van spanningen. Niet iedereen kon daar even goed mee omgaan.’ ‘Achteraf gezien heeft ons bataljon van dienstplichtigen het er heel goed afgebracht. De mannen waren op hun taak voorbereid en de uitvoering ging goed. Bovendien leerden ze snel. De eerste tijd in Libanon werden we overspoeld door journalisten en media. Die hadden zo hun eigen belangen en gaven vaak een heel verkeerd beeld van wat we daar deden’. ‘Eind 1979 kwamen we terug en kon ik de dienst in Nederland weer oppakken. Ik heb er weinig problemen mee gehad me weer aan te passen,’ zegt van Dijk. ‘Dat ging vanzelf. Voor mijn gevoel ben ik er niet door veranderd. Het was mijn werk en dat heb ik zo goed mogelijk gedaan.

Het viel me op dat de meeste mensen niet geïnteresseerd waren in ons verhaal, dat hield je dan ook snel voor jezelf. Ik kon de dienst vlug weer oppakken en ben in 1993 met FLO gegaan.’ Onze missie heeft weinig uitgehaald. Een aantal van de mensen die er woonden, heeft er misschien wel baat bij gehad, maar internationaal heeft het weinig tot niets opgelost. Dat lag niet aan de inzet maar vooral aan de politieke omstandigheden in dat gebied. Er waren zoveel wapens en zoveel belangen. Het was vechten tegen de bierkaai.’